Geen nieuw recept van oogarts nodig bij substitutie van geneesmiddel

Wanneer een niet beschikbaar geneesmiddel moet worden vervangen door een geregistreerd alternatief zijn er drie vormen van substitutie mogelijk, te weten:

  • generieke substitutie: het onderling vervangen van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, dezelfde sterkte en dezelfde farmaceutische vorm. Afhankelijk van het middel is het belangrijk dat de apotheker ook de voorschrijver hiervan op de hoogte brengt.
  • Farmaceutische substitutie: Hier is sprake van een gelijkwaardig geregistreerd product met hetzelfde farmacon en dezelfde farmaceutische vorm. De sterkte kan echter afwijken, waardoor het gebruik moet worden aangepast. Deze aanpassing moet in overleg met de patiënt gebeuren. Afhankelijk van het middel is het belangrijk dat de apotheker ook de voorschrijver hiervan op de hoogte brengt.
  • Farmacotherapeutische substitutie. Hier wordt het geneesmiddel vervangen door een alternatief dat niet dezelfde ATC-code (Anatomical Therapeutic Chemical-code) heeft, maar wel geregistreerd is voor dezelfde indicatie. De keus voor deze vorm van substitutie kan alleen in overleg met de voorschrijver plaatsvinden.

In geen van deze gevallen dient de oogarts een nieuw recept uit te schrijven als de apotheker ervan overtuigd is dat de substitutie verantwoord is. De Apotheker informeert de patiënt. De oogarts dient wel op de hoogte gebracht te worden en in geval van farmacotherapeutische substitutie dient ook overleg plaats te vinden, maar een nieuw recept is niet nodig.

Substitutie is niet toegestaan als de arts op het recept heeft aangegeven dat er sprake is van een medische noodzaak.

In de KNMP-richtlijnen ‘geneesmiddelensubsitutie’ en ‘ter hand stellen’ vind u meer informatie.

Tijdens de regiobijeenkomsten gaf een oogarts aan bij een bekend (dreigend) tekort van een bepaalde medicatiegroep op het initiële recept op te nemen “indien niet voorradig: medicatie Y” met dosering.  Hiermee wordt een extra overlegmoment voorkomen.