Donders-Binkhorstprijs 2023

16-02-2023

Het Bestuur van de Stichting Donders-Binkhorstfonds heeft dit jaar twee proefschriften als beste beoordeeld. 
De winnaars van de Donders-Binkhorstprijs voor 2023 zijn Mays Talib met haar proefschrift getiteld “Inherited retinal degenerartions; clinical characterization on the road to therapy” en Niels Brouwer met het proefschrift “New Approaches to Imaging and Treatment of Ocular Melanoma”.

Mays Talib heeft tijdens haar promotieonderzoek de klinische presentatie en het natuurlijk beloop van diverse erfelijke netvliesdystrofieën onderzocht. Bij deze aandoeningen sterven de staafjes en kegeltjes in het netvlies af, waardoor veel patiënten slechtziend of blind worden of in de ernstigste gevallen slechtziend of blind geboren worden. Helaas is er tot op heden maar voor een gen gentherapie beschikbaar, terwijl deze aandoeningen veroorzaakt kunnen worden door meer dan 100 verschillende genen. Daarom vindt er veel onderzoek plaats naar gentherapie.  Zo wordt er in o.a. het LUMC en het Amsterdam UMC (beiden NFU expertisecentra voor erfelijke oogziekten) gentherapie ontwikkeld voor respectievelijk CRB1– en RS1-geassoceerde netvliesdegeneraties. In het Amsterdam UMC, het Radboudumc en het Oogziekenhuis Rotterdam vindt een gentherapie trial naar CEP290-geassocieerde netvliesdegeneraties plaats. Daarnaast liggen er meerdere trials in het verschiet in o.a. het Amsterdam UMC. Prachtige ontwikkelingen, die zich in een historisch hoog tempo uitbouwen. Maar hoe bepaal je nu welke patiënten geschikt zijn voor gentherapie(trials)? Op welk moment moet de therapie worden ingezet? En met welke risico’s moet je rekening houden? Het promotieonderzoek van Mays geeft onder meer zicht op deze vraagstukken.

Niels Brouwer heeft voor zijn promotie (aan de universiteit Leiden) onderzoek gedaan naar uveamelanoom en conjunctivamelanoom. Twee hoofdvragen stonden in het proefschrift centraal: hoe zijn goedaardige van kwaadaardige laesies van elkaar te onderscheiden? En: wat is de beste behandeling voor deze tumoren, en met name eventuele uitzaaiingen?

Met nieuwe beeldvormingstechnieken (zoals OCT angiografie en retinale oxymetrie) zijn zuurstofwaarden en vaatstructuren van aangedane ogen onderzocht. Deze niet-invasieve technieken bleken veelbelovend voor diagnostiek en follow-up.

Verder bleken recente therapieën voor huidmelanoom – zoals immunotherapie – zinnig voor de behandeling van conjunctivamelanoom, maar niet voor uveamelanoom. Dit volgt uit een verschil in de genetische en immunologische achtergrond van beide tumortypen, waarbij conjunctivamelanoom eigenschappen van huidmelanoom vertoont, en uveamelanoom erg anders is.

Meerdere projecten uit dit proefschrift volgen uit internationale samenwerking, zowel met Europese centra als met Harvard University in de Verenigde Staten waar Niels een halfjaar heeft doorgebracht. Hoewel oogmelanoom relatief zeldzaam is, kent het een aanzienlijke mortaliteit en is het dus voor alle oogartsen belangrijk kennis te hebben van deze aandoening, om patiënten snel naar het juiste centrum te verwijzen.